donderdag 31 mei 2012

Verbinding voor de natuur, van de mens

Langs Dongen ligt een Ecologische Verbindingszone (EVZ) met een lengte van 6 kilometer. Deze loopt vanaf de Wilhelminalaan in ’s Gravenmoer via de Procureurweg en de Kwartelweg tot aan bedrijventerrein De Wildert. Er loopt een beekje doorheen en er is een wandel- en fietspad aangelegd. Gemeente Dongen heeft het gebied samen met Waterschap Brabantse Delta aangelegd. Ik woon vlakbij de kruising van de EVZ met de  Procureurweg, dus ik ga er regelmatig mijn hond, Max, uitlaten, joggen of paardrijden. Ik vind het een heel leuk stuk natuur, want zodra je een paar stappen op het pad hebt gezet, lijkt het alsof je opeens ver van de bewoonde wereld bent. Op de elektriciteitskabels en het geluid van een enkele auto’s na wijst niets op de aanwezigheid van grote woonwijken op nog geen 100 meter afstand.
De aanleg van de EVZ is verdeeld in 3 fasen: Fase I en Fase II zijn tussen januari en juli 2011 aangelegd en hebben samen een lengte van 4 kilometer. Fase III zal in 2013 worden aangelegd en heeft een lengte van 2 kilometer. Op deze kaart zie je het deel van de EVZ dat nu is aangelegd en een klein stukje van het toekomstige deel: Fase III.
De provincie Noord-Brabant heeft in het Waterhuishoudingsplan een gebied  gepland dat de Biesbosch verbindt met het Brabantse achterland. Zo’n gebied noem je een Ecologische Verbindingszone, dat is een natuurvriendelijk ingerichte zone tussen twee natuurgebieden. Deze zone verbindt de twee natuurgebieden en dient als een leef- en migratiegebied voor dagvlinders, libellen, vleermuizen, amfibieën en kleine zoogdieren, waardoor zij zich vrij kunnen bewegen tussen de verschillende gebieden. Omdat de beken zijn verbreed, biedt de zone ook ruimte voor het bergen van water en bovendien is er een grote kans er nieuwe diersoorten in het gebied bij Dongen verschijnen, zoals de kamsalamander.

Het verbinden van natuurgebieden is nodig, omdat de Nederlandse natuur tijdens de laatste eeuw versnipperd is geraakt: de overgebleven natuurgebieden zijn klein en liggen ver uitelkaar. Door maatregels te treffen op het gebied van ruimtelijke ordening wordt gestreefd naar areaalvergroting van natuurgebieden. Hierbij wordt gewerkt aan het creëren van een ecologische hoofdstructuur, waarbij de versnipperde gebieden worden vergroot en met elkaar worden verbonden. Dankzij de verbindingen kunnen soorten die moeite hebben zich in kleine natuurgebieden te handhaven of moeite hebben ze te bereiken toch in deze gebieden leven. Meestal worden er stukken grond, zoals landbouwgrond, gekocht en omgezet in natuurgebied, om de kleine natuurgebieden een geheel te maken. Dit is ook het geval bij de EVZ bij Dongen. De strook loopt dwars door de boerenvelden waar voedsel op wordt verbouwd en loopt langs een kas.  

Ik had eigenlijk nog nooit echt op de dieren in het gebied gelet, dus ik besloot Max te gaan uitlaten en deze keer goed op de omgeving te letten en foto’s en filmpjes te maken. Deze keer ben ik het gebied dat Fase II in het aanlegplan was op en neer gelopen. Ik ben langs het beekje gaan lopen, in plaats van over het pad. Het viel me op dat er bijna geen dieren in het water zaten. Ik ben slechts een paar eenden en een groepje watervlooien tegengekomen. 

Er zit ook veel verschil in het water: op de ene plek stroomt het water en kun je de bodem gewoon zien en op de andere plek staat het water constant stil, waardoor het vol zit met allerlei waterplanten en algen. 


 


Onderweg hoorde ik in de verte water stromen. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat er stenen en takken zo waren neergelegd, dat het water een beetje naar beneden stroomde. Ik denk dat dit is gemaakt om het water te laten blijven stromen, om zo te voorkomen dat het troebel wordt van de grote hoeveelheid algen. 
Het deel van het beekje in het Fase II gebied is, in tegenstelling tot het beekje in Fase I, aangelegd door mensen. Waarschijnlijk komt het hierdoor dat het beekje (nog) niet natuurlijk doorstroomt en dat het wateroppervlak op sommige plekken compleet is bedekt met algen. In het Fase II gebied was het beekje er al voordat de EVZ werd aangelegd en hier stroomt het beekje volledig door en is er bijna geen alg. Er is op de kruising van de Procureurweg en de EVZ ook alleen een wildrooster aan de kant van het Fase I gebied. 

Ik denk (en hoop) dat er maar zo weinig dieren zijn in de EVZ, doordat de zone pas net is aangelegd. Je ziet bijvoorbeeld ook dat op sommige stukken grond het gras nog moet dichtgroeien. Als de verbindingszone ouder wordt, gaat de natuur meer haar eigen gang en zullen dieren zich vast meer op hun gemak voelen. Ook loopt de strook nu nog dood voor de dieren omdat hij nog niet af is. Ik denk dat het gewoon tijd nodig heeft voordat de dieren gebruik gaan maken van de verbindingszone. De doorgangen onder wegen zijn er in ieder geval al. 

Ik vind de EVZ bij Dongen een heel goed project. Het is niet alleen goed voor de biodiversiteit van natuurgebieden, maar ook leuk voor mensen in de omgeving. Je komt er altijd er veel andere mensen tegen die fietsen, wandelen, de hond uitlaten, paardrijden of joggen. Iedereen kan er wel iets doen wat hij leuk vindt. 
Ook Max vindt het super om ernaartoe te gaan. Hij is een Golden Retriever, dus hij houdt erg van water en hij kan rennen tot hij er bij neer valt. De EVZ is dus voor hem de perfect plek, omdat we er binnen een minuutje lopen zijn. Volgens mij mag hij er eigenlijk niet los, maar dat maakt niet uit. Als hij los is, sleurt hij me tenminste niet het water in en dan is het voor ons allebei leuker! 
 Bronnen:



~Nikki Werkman~

woensdag 30 mei 2012

Pepper, Pookie en Balou

Thuis hebben we twee katten (Pepper en Pookie) en een hond (Balou). Balou is twaalf jaar oud maar heeft nog heel veel energie. Ze is toen ze klein is aangereden door een auto dus nu loopt ze een beetje raar. Maar verder is het een leuke hond! Pookie en Pepper zijn allebei jonge katten, ongeveer 3 jaar oud. Toch verschillen ze heel erg qua karakter, maar daar vertel ik later iets over.
Onze huisdieren mogen buiten en binnen rondlopen, maar daardoor hebben ze wel meer kans om vlooien en teken op te lopen. Dit heet parasitisme: De vlooi of teek heeft voordeel van het verblijf op de huid van onze huisdieren, maar de dieren zelf hebben er juist nadeel van omdat de parasieten een beetje bloed wegzuigen. Om te voorkomen  dat ze deze uitwendige parasieten oplopen kunnen we ze gelukkig regelmatig druppeltjes tegen vlooien en teken geven.
Pookie is een langharige kat die zich graag verstopt en de hele dag slaapt. Pepper daar in tegen is heel actief en houdt van jagen. Als er een vogel in de tuin zit, sluipt hij over de stoep maar hij is te langzaam en de vogel vliegt altijd weg voordat Pepper hem heeft kunnen vangen. Dat komt omdat hij gewoon brokjes krijgt van ons, dus hij heeft de vogel niet echt nodig als eten, en ik denk dat hij stiekem best wel een beetje bang is voor vogels. Om toch actief te kunnen zijn, jaagt hij ook op insecten zoals spinnetjes. Dit heet predatie. Je kunt dus zeggen dat er een voedselketen is in onze achtertuin. Die ziet er dus als volgt uit:  
Pepper (consument van de derde orde)
Spin (consument van de tweede orde)

Vliegjes (consument van de eerste orde)
Planten (trofisch niveau)
Hieronder kun je nog een paar foto’s zien van onze huisdieren (:
Foto 1 is Pepper, foto 2 is Balou en de laatste foto is Pookie




Marieke Kuijpers

Wat een hondenleven!

Ik ben een echt hondenmens, mijn hele leven leef ik al met verschillende honden. Ze krijgen dan ook alle aandacht die nodig is. Luna, onze tweejarige bruine labrador, kan dan ook gerust verwend genoemd worden. Er wordt voor eten gezorgd, regelmatig gewandeld, vaak met haar gespeeld, noem maar op. Het zou mij verbazen als er iets is dat niet naar het hart van dit teefje staat.
Honden zijn van origine carnivoor, wat ook vaak betekent dat ze hoog in de voedselketen staan. Ons bruintje krijgt eten zoals brokken, vlees, brood, groenten en af en toe de restjes van het diner. Dus eigenlijk is er van natuurlijke voedselketen geen sprake. Alhoewel brokken en ander voedsel weldegelijk van andere dieren kan komen. Ook de groenten zou je kunnen plaatsen in zo’n keten. Een voedselketen zou er dan zo uit komen te zien:
Gras à Rund à Hond
Groenten à Hond
In deze gevallen zou een hond in het tweede of derde trofische niveau zijn, en consument van de 1e en 2e orde respectievelijk. Maar omdat een mens bij dit voedsel te pas komt, en Luna waarschijnlijk nooit bij een koe in de buurt zou durven komen, zijn deze ketens niet zoals die in de natuur zouden zijn. Van predatie is ook geen sprake: niets dat hier in de natuur voorkomt zou jagen op een grote hond en deze labrador jaagt ook niet, tenzij je het wegjagen van katten meerekent.

In de leefgemeenschap van Luna komen vooral beesten uit de vrije natuur voor. Zoals de mussen, duiven en andere vogels die vaste bezoekers zijn van onze tuin. Omdat alle individuen veel gescheiden zijn, is er van symbiose geen sprake. Ook parasieten zoals vlooien en teken hebben nog niet de kans gekregen bij onze hond vanwege preventieve maatregelen. Er is echter wel eens competitie tussen de vogels en deze labrador voor de stukken brood die eigenlijk voor de vogels bedoeld zijn.

Een labrador retriever is gefokt voor de jacht om in koudere temperaturen wild uit het (ijskoude) water te halen. Een labrador kan dan ook goed overleven in koude temperaturen, die gerust meer dan tien graden in de min staan. Toch heeft Luna er geen bezwaar tegen om bij 27 ºC ‘bij te bruinen’ in de zon. Dat betekent dat dit ras een vrij groot tolerantiegebied heeft. Natuurlijk kan adaptie hebben opgetreden door generaties van fokken, zodat een individu beter overleeft bij hogere temperaturen.

Ja, Luna heeft het maar goed. Ze zal zich niet zo snel druk hoeven te maken als andere beesten in de natuur. Zonder al die zorgen, leeft ze echt een hondenleven.

- Timo Schaap

dinsdag 29 mei 2012

Niet meer buiten spelen...

Mijn moeder vond laatst dat het gras niet meer zo mooi groeide. Er zat onkruid tussen, het werd geel, kortom tijd om er wat mee te doen. Ze ging naar het tuincentrum en kocht grasmest met onkruiddoder erin. Eenmaal thuis aangekomen, zag ze dat de mest misschien wel goed was voor het gras, maar niet goed voor bepaalde plantensoorten en dieren. Toen het op het gras lag, rook de tuin niet meer zo lekker. Dat betekende dus binnen blijven voor onze katten.

In de biologie betekent bemesten het toevoegen van stoffen. In dit geval voedingsstoffen voor het gras. Maar er zat ook een zogeheten pesticide in: een chemisch bestrijdingsmiddel. Er staat op de verpakking dat het zorgt dat het onkruid in het gazon verdwijnt. Zodra je de waarschuwingen leest, kom je erachter dat het niet zulk gezond spul is. Er staat namelijk op: ‘’Draag handschoenen tijdens gebruik, stort maaisel van eerste drie maaibeurten niet op composthoop, laat dieren het maaisel niet eten van de eerste drie maaibeurten, loop na behandeling enkele dagen niet op het gazon en laat kinderen en dieren gedurende een week niet op het gras spelen.’’ Hieruit kun je al concluderen dat het spul lang in het milieu blijft. Dit is overigens een probleem met alle pesticiden. Op de verpakking van het grasmest wordt duidelijk gewaarschuwd dat het ongezond is voor dieren. Over de huisdieren heb je de controle, die kun je binnen houden, maar insecten en andere dieren die, die insecten dan weer eten, krijgen de mest wel binnen. Het gif wordt opgehoopt in de voedselketen, dit wordt ook wel accumulatie van gif genoemd. Dit is zeker in de huidige maatschappij een groot probleem, omdat er niet alleen op ons grasveldje in de tuin kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, maar op bijna elk stukje landbouwgrond in Nederland.

Het gif ophopingsproces kan worden tegengegaan, door bijvoorbeeld natuurlijke mest van dieren en natuurlijke vijanden te gebruiken in plaats van pesticiden. Met natuurlijke vijanden worden de dieren bedoeld die boven elkaar staan in een voedselketen.

Ik heb al tegen mijn moeder gezegd dat de kunstmest niet zo goed is voor de natuur, maar het ligt al op het gazon. Nou ja, voorlopig mogen de katten even niet buiten spelen, dat is erg jammer met mooi weer.
Dit kan nu dus even niet, deze waren gemaakt voor het bemesten.

Auteur: Femke Wagner

Ondanks zijn stekels toch kwetsbaar

Het egeltje ligt opgerold en zit onder het zand
Ongeveer een jaar geleden vonden we een klein egeltje in de tuin. We wisten dat er een moederegel met drie kleintjes waren, maar op een gegeven moment zagen we dat de hond met een klein opgerold egeltje aan het spelen was. We hebben de hond zo snel mogelijk weggehaald en toen we gingen kijken bij het egeltje zag het er verzwakt uit. De moederegel en de andere twee egeltjes zagen we niet. Vervolgens hebben we een paar kattenbrokjes neergelegd. Later toen hij weer een beetje bij kwam, wat te zien is op het filmpje, kun je zien dat er al een vlieg op hem zat. Waarschijnlijk heeft de vlieg eitjes gelegd in een wond van de egel. We hebben het egeltje mee naar binnen genomen, daar hebben we het verzorgd. Maar we merkten op dat er maden op hem zaten, ze kwamen tussen de stekels uit. Toen hebben we met ontsmettingsmiddel geprobeerd de wond schoon te maken en de maden hebben we weggehaald. Maar al snel zagen we dat er ook maden uit zijn oogjes kwamen en uit zijn bekje. We hebben geprobeerd alles schoon te maken, en het leek ook of alle maden weg waren. Helaas is het egeltje op het einde van de avond toch dood gegaan.

We hebben een paar kattenbrokjes bij hem neergelegd
Het egeltje kwam weer een beetje bij
                                             Op het filmpje is te zien dat er al een vlieg op de egel zit,
                                        dit viel ons later pas op, maar toen heeft de vlieg waarschijnlijk zijn eitjes al gelegd

De egel is een insecteneter, hij zoekt zijn eten voornamelijk in de ondergroei. Met zijn snuit spoort hij zijn prooien op, zijn gehoor is zo scherp dat hij diertjes onder de grond hoort kruipen. Eigenlijk eet de egel alles wat hij tegenkomt en hij eet zoveel mogelijk. Hij eet vooral regenwormen, rupsen en kevers, slakken. Ook eet de egel veel insectenlarven, oorwormen, duizendpoten en pissebedden. Soms eten ze ook spinnen, kleine gewervelde dieren zoals kikkers, knaagdieren, eieren, paddenstoelen en plantaardig voedsel zoals bessen en vruchten. De predatoren van de egel zijn de das, de bunzing, vos, boommarter en de hond. Voor de egel kun je een voedselketen opstellen, hierin is te zien welk soort weer een voedselbron is voor een ander soort.

wormen →                                                      das

slakken →                    egel →                      bunzing

kevers →                                                        hond

Door de wond van de egel zijn er eitjes in gelegd door een vlieg, waardoor de egel dood is gegaan. Zo zijn de maden eigenlijk ook een vijand geworden.
In de natuur is natuurlijke selectie een belangrijk verschijnsel; de individuen die het best zijn aangepast aan het milieu hebben de grootste overlevingskans.

Voordelen egel:

·        De egel is beter bestand tegen verschillende soorten gif in vergelijking met veel andere dieren, bijvoorbeeld voor adder- en wespengif. Ook kan de egel tegen een dosis arsenicum die 25 mensen zou doden.

·        De egel heeft een solitaire leefwijze en is niet territoriaal; leefgebieden overlappen geregeld. Egels lijken hun gebied niet te verdedigen tegen anderen egels.

·        De egel eet bijna alles wat hij tegen komt en zijn reukorgaan en zijn scherpe gehoor helpen hem erbij.

·        Wanneer een egel iets onverwachts hoort of ziet, richt hij zijn stekels op. Wanneer hij zich bedreigd voelt trekt hij zijn poten in en rolt zich op tot een bal, dit kost maar drie seconden. Dit is een goede bescherming tegen natuurlijke vijanden.

Nadelen egel:

·        De egel houdt een winterslaap, hij kan slecht tegen de kou. De stekelvacht isoleert namelijk niet, waardoor een egel niet lang blootgesteld kan worden aan temperaturen lager dan 12°C.

·        De egel zal weinig voedsel vinden in de winter, omdat zijn prooidieren vanaf het najaar steeds schaarser worden.

Bregje van Gorkom, vw5a

vrijdag 25 mei 2012

Een kijkje onder water

Sinds ik me kan herinneren hebben wij al een aquarium thuis gehad met een hele hoop visjes. Zo nu en dan vind ik het leuk om deze te bekijken en dan zie je steeds weer veranderingen in het aantal, de grootte en de soorten. De soorten kunnen natuurlijk niet zomaar veranderen in zo’n aquarium, maar deze worden gekocht bij de dierenwinkel. Ook hebben we buiten altijd al een vijver met grotere vissen, wat er maar een stuk of vijftien zijn. Hierbij zie ik het aantal nooit zo snel veranderen, behalve als de reiger er weer één heeft meegenomen.
De vissen in het aquarium worden iedere dag gevoederd, omdat zij geen eten kunnen vinden in hun omgeving. Hierdoor is er niet zo’n voedselketen, zoals deze in de natuur voor komt. In de vijver is dit al meer het geval, ook al krijgen ze in de zomer wel zo nu en dan wat te eten. Ze hebben dit niet perse nodig, verteld mijn vader, ze zouden ook kunnen overleven van het voedsel die ze in de vijver kunnen vinden. Of dit helemaal waar is weet ik niet, want het is niet zo’n grote vijver, waardoor het voedsel beperkt is. Hierdoor zou dan al snel sterke competitie plaatsvinden waardoor ze het niet allemaal overleven. Dit is iets wat we niet graag willen, want een vijver met veel vissen is toch het leukste om te zien.
In de zee is er wel degelijk genoeg voedsel voor de vele vissen die er leven, waardoor er voedselketens ontstaan. Een voorkomende voedselketen van de vissen in de oceaan is:
                Fytoplankton – zoöplankton – makreel – tonijn
Hierbij is de makreel het best te vergelijken met de vissen uit onze vijver die dan de consument van de 2de orde is, wat het 3e trofische niveau is van deze voedselketen. In onze vijver zou de voedselketen, die voor mij zichtbaar is, zijn:
                Kunstmatig voedsel – vijvervissen - reiger
Bij deze voedselketen is de vijver is een consument van de 1e orde, wat het 2e trofische niveau is.
Zoals gezegd krijgen de vijvervissen alleen tijdens de zomer te eten gevoerd, omdat ze dit in de winter niet nodig hebben. Vissen zijn namelijk poikilotherme dieren, waardoor ze maar een beperkte tolerantiegrens hebben gezien de temperatuur van het water. Deze ligt tussen de 0C en 45C, waardoor een temperatuur van ca 20C tot 25C ideaal is voor de vissen. Zolang het water rond deze temperatuur is kunnen ze volop bewegen en hiervoor hebben ze dan ook voedsel nodig dat voor die energie zorgt. Tijdens de zomer zijn ze veel te zien aan de oppervlakte van het water, omdat het daar dan het warmst is. In de winter is dit juist op de bodem van de vijver, terwijl het ook daar nog koud water is. Ze zijn dan bijna niet te zien mede doordat ze dan bijna niet bewegen. Ze sparen de energie die ze hebben om het lichaam warm te houden wat je als een soort winterslaap kunt beschouwen.
Ook al is het niet heel natuurlijk om vissen zo in of rond het huis te houden, het blijft leuk voor mensen om ernaar te kijken. De reden dat mijn vader er altijd voor gekozen heeft is, omdat hij deze dieren zo sierlijke en gracieus door het water vind bewegen. Vroeger zou ik hem nooit gelijk hebben geven, ik vond het totaal geen nut hebben. Nu is mijn mening al wel wat veranderd, want ik bekijk ze ook wel eens. Ze brengen toch wel een hoop sfeer en beweging in en rond ons huis.

Lizzy Louer


het voedsel voor ons voedsel


Pfoe, wat een lucht altijd zeg…! Je merkt weer dat het begonnen is hoor. Dit is wat ik dacht toen ik, nu al weer wel een paar maandjes geleden, de deur open deed en naar buiten liep. Ik woon in Dongen-Vaart, een piepklein dorpje van de gemeente Dongen. Je komt hier veel akkerbouw en veeteelt tegen. Er rijden daarom ook de hele dag door boeren met tractors door de straat, van hun akkers naar het bedrijf en terug. En dus ook in februari, toen ik die oude, vertrouwde geur van het platteland weer rook. Nou, oud en vertrouwd is het eigenlijk niet, maar je went er wel een beetje aan. Ik heb het hier over die geur van mest, de tractors met mestwagens die naar de akkers rijden om de grond te bemesten. Mijn oom zit ook in de veeteelt, hij heeft een boerderij met koeien. Ik zag ook hem al door de straat rijden met de tractor. Ik besloot eens een kijkje te gaan nemen op de boerderij. Op het erf kwam ik opa tegen en we maakte een praatje. ‘Weer druk bezig op het land, opa?’, vroeg ik hem. ‘Ja, nu mag het hé!’, antwoordde hij. Nu mag het weer? Hoezo ‘mag’? En toen kwam heel het verhaal. Niet dat het niet leerzaam was, want van al opa’s verhalen steek je wel iets op. En het past nog eens goed bij onze biologielessen ook. Een korte samenvatting zal ik hier geven, maar de verdere details zal ik jullie besparen.

Ten eerste het antwoord op de vraag ‘hoezo ‘mag’?’. Het bemesten van het land, bij ons injecteren genoemd, mag niet zomaar altijd. Injecteren moet je zien als de mest van de dieren, hier dus koeien, uit rijden op het land. In een koeienstal liggen roosters waar de koeien op lopen. De uitwerpselen vallen door de spleten door en komen terecht in de put onder de stal. Er staat een grote silo naast de stal waar de stalmest opgeslagen wordt. Stalmest is dus uitwerpselen en urine van de koeien.


Dit is een mestsilo waar de stalmest in wordt opgeslagen


Hier zie je een boer aan het injecteren
Bij het injecteren wordt de machine aangesloten op deze silo en kan de mest afgevoerd worden. Dit gebeurd door een giertank/injecteur die over het land rijdt. De mest komt er dan in vloeibare vorm uit, dat heet gier. Er mag pas geïnjecteerd  worden na februari. Dit is zo omdat de bodem anders niet alle mineralen uit de mest goed op kan nemen. Er vind anders uitspoeling plaats. Uitspoeling is dat de mineralen met het regenwater wegzakken naar dieper in de grond. Hierdoor kan verzuring optreden. Dat is als er giftige metalen in de bodem zitten. Zitten er giftige metalen in mest dan? Ja, er zit ammoniak in, wat in de lucht reageert met zwaveldioxide tot ammoniumsulfaat. Bij regen komt dit weer op de bodem en wordt omgezet door bacteriën in nitraat.


Na het injecteren is er al een begin gemaakt, maar we zijn nog lang niet klaar. Nu volgt er bodembewerking. Dit is om meer zuurstof in de bodem te krijgen. De boer ploegt eerst zijn land. Dit kan je zien al het omgooien van het land. Een beetje zoals schoffelen, maar dan veel groter.


Een boer aan het ploegen

Eggen
Hierna moet er geëgd worden. Dit is om het land echt zaaiklaar te maken. Het land ligt er dan weer glad bij.
















Ondertussen is het mei en kan er gezaaid worden. Het hangt natuurlijk van het weer af wanneer dit echt kan gebeuren, want het moet goed droog zijn. Er wordt door de boer zaad gekocht en met een zaaimachine over het land gereden. Op de boerderij van mijn oom wordt vooral maïs gezaaid.


Het land wordt gezaaid


De pinnen aan de wiedeg trekken het ontkruid uit de grond
Nu de zaadjes in de grond zitten zou je denken dat het alleen nog wachten is tot ze uitkomen. Maar dat is niet waar. Net voor dat de plantjes boven de grond komen moet er met een wiedeg  over de akker. Dit is omdat er ondertussen al wat ontkruid is gaan groeien. Dat maakt nu nog niet zoveel uit, maar hoe meer ontkruid er straks staat, hoe meer onkruidverdelger er gespoten moet worden. Het ontkruid kan dus beter maar zo snel mogelijk weg zijn. 





Nu is het zover gekomen dat de maïs uitkomt en is het tijd voor chemische bestrijdingsmiddelen (pesticiden). Het onkruid, wat er ondertussen weer staat, moet verdelgd worden. Er wordt nu dus onkruidverdelger gespoten over het land. We gebruiken nu herbiciden, omdat het niet over bestrijding tegen dieren maar tegen planten gaat.

Onkruid spuiten
















In ongeveer oktober zijn de maïsplanten groot genoeg om geoogst te worden. Ze zijn nu een paar meter hoog.
De maïs is groot genoeg om te oogsten


De mais komt terecht in de kar
Het oogsten gebeurd door de maïs te hakselen. Er rijdt maïshakselaar over het land met een tractor met kar ernaast. De hakselaar heeft een grote bek aan de voorkant die de maïs als het ware opeet. In de hakselaar worden kolven, bladeren en stengels klein gesnipperd. Door een pijp op het dak komen de snippers eruit en de tractor met kar vangt dit op. Als de kar vol is rijdt de boer met de tractor naar het bedrijf en wordt de maïs ingekuild. Inkuilen is dat de maïs in een silo wordt gereden. Als het een grote hoop is, komt er plastic overheen zodat er geen water bij kan en alles goed droogt, anders zou de maïs gaan rotten.




Van de mais wordt een grote hoop gemaakt, de kuil.

Na het droge kan de mais gebruikt worden als voer voor de koeien.

De mais is klaar voor de koeien

Je hebt hier net de voedselproductie van mais voor de koeien gezien. Heel fijn dat de koeien nu te eten hebben denk je missen, maar wat hebben wij daaraan? Nou, dat lekkere biefstukje wat jij op je bord krijgt, zou er zonder deze voedselproductie niet geweest zijn. Hoe dat het verloop van koe tot biefstuk in zijn werk gaat laat ik achterwegen, voordat iedereen hier vegetarisch wordt.







Janine Scheerders

Rood met zwarte stippen: is het al weer zomer?


 

Laats zag ik weer eens een lieveheersbeestje: “Deze is zeven jaar, want hij heeft zeven stippen”, hoorde ik iemand achter me zeggen. Het lieveheersbeestje doet me altijd wel een beetje aan de zomer denken. Die opvallende kleuren en altijd die stippen tellen, al als klein meisje. Het is gewoon een beestje die je in de zomer een keer gezien moet hebben, het hoort er gewoon bij. Maar behalve de kleuren en het feit dat hij luizen eet: wat weten we dan nog meer van het lieveheersbeestje?




 
 Het lieveheersbeestje is een insect die onder de kevers valt. Zoals elk dier heeft ook het lieveheersbeestje abiotische en biotische factoren. Abiotische factoren zijn invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur. Biotische factoren zijn invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur. Abiotische factoren zijn onder andere: licht, wind, neerslag, temperatuur, lucht en grondstoffen. Deze allemaal bij elkaar wordt een biotoop genoemd. Biotische factoren zijn onder andere: schimmels, bladluizen, schildluizen, andere lieveheersbeestjes en planten.


Een aantal jaar geleden zijn er in Dongen lieveheersbeestjes uitgezet omdat er toen heel veel bladluis heerste. Om dit tegen te gaan werden dus de lieveheersbeestjes uitgezet. Je merkte ook dat er toen veel minder bladluis aanwezig was. De populatiedichtheid in Dongen zal dus gemiddeld iets hoger liggen. De populatiedichtheid is het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid. Maar ze voeden zich voornamelijk met schimmels, dit is dus hun grootste voedselbron! Omdat de Lieveheersbeestjes op planten leven en daar ook hun eieren wegleggen zijn planten ook onmisbaar. Een larve van een lieveheersbeestje verpopt zich op een bewegende en schokkende manier, ook dit gebeurt aan bladeren van planten.


Het aantal stippen van het lieveheersbeestje heeft niks te maken met de leeftijd van het beestje. Een lieveheersbeestje wordt namelijk maar ongeveer één jaar oud. Toch zeggen de stippen wel iets over het beestje, als het beestje namelijk zeven stippen heeft dan eet deze gemiddeld meer als een ander lieveheersbeestje. De lieveheersbeestjes met zeven stippen komen het meeste voor. Zoek maar eens lieveheersbeestjes, ze zullen bijna allemaal zeven stippen hebben.
Het verspreidingsgebied van het lieveheersbeestje is: West-Europa, Azië en Noord-Afrika. Het verspreidingsgebied, ook wel bekent als areaal, is het gebied waarin de dieren leven en zich verspreiden.


Wat mij opviel was dat ik ze alleen in de zomer zag. Ik heb dit dus nagezocht en het lieveheersbeestje slaapt heel de winter. Zo doet hij je natuurlijk wel snel aan de zomer denken, want je ziet hem niet als het koud is. Ze hebben dus niet zo’n groot tolerantiegebied. Een tolerantiegebied is het gebied van temperatuur waartussen dieren kunnen blijven leven.



Een lieveheersbeestje zal waarschijnlijk dus meerdere mensen aan de zomer doen denken. Het rode lijfje met de zwarte stippen, wie heeft de stippen niet ook eens geteld. Op de groene bladeren zie je het beestje extra goed en valt hij zeker op. Als hij luizenmoordenaar beu is kan hij altijd nog een superster worden: hij staat nu al in de spotlights door zijn kleuren.








bronlijst:



Boek: Meesterwerken der natuur – WNF





Auteur: Denise van den Nieuwenhuizen

Tulpen!



Ik kan me van vroeger nog herinneren dat ik naar een bloemenbollen voorstelling was geweest. Ik weet niet meer waar het was, maar waarschijnlijk was het in Turkije. Het is denk ik vergelijkbaar met de keukenhof in Zuid-Holland:

Keukenhof: mooie bloemen!!!!!


Nu vond ik de bloemen zo fascinerend dat ik ze wilde plukken. Dat heb ik dan ook gedaan terwijl m'n ouders eventjes niet keken. Ik wist toen niet dat je de bloemen mocht plukken. Hoe kan een 3 á 4 jarige dat nou weten? Dus ik loop met een bosje mooie bloemen naar m'n ouders toe om te laten zien van: "Kijk! Ik heb mooie bloemen!" Dat was voor hun een redelijk ongemakkelijk moment, waardoor ik het na al die jaren nog steeds niet heb kunnen vergeten.
Nederland staat (voor buitenlanders) onder andere bekend om zijn molens, klompen, kaas en tulpen. Alleen dat laatste is heel opmerkelijk, want tulpen komen oorspronkelijk niet in de ecosysteem van Nederland  voor.  Ze komen uit Turkije, wat een groot groep mensen niet weet.
Waarom komen de tulpen eigenlijk niet voor in Nederland?
Je zult  denken dat ons klimaat simpelweg niet geschikt is. Het gekke is: dat is niet zo. Tulpen groeien niet in een warme klimaat of tenminste: ze groeien op plaatsen waar het
 's nachts en 's winters koud is. Nederland past daar uitstekend bij.
Wat is dan de reden dat het in Nederland niet voorkomt? Dat blijft mij ook een beetje onduidelijk.
Misschien valt Nederland buiten de verspreidingsgebied van de tulpen. Dat wil zeggen dat de  tulpen in een bepaald gebied groeien (verspreidingsgebied).
Ook kan het zo zijn dat er vroeger veel competitie was in Nederland waardoor er geen plek meer was voor tulpen. Uiteindelijk hebben mensen de omgeving geschikt gemaakt om deze planten te laten groeien.
Elk jaar als ik naar Turkije ga kom ik tulpen tegen. Ik ben me dan niet gelijk bewust dat het tulpen zijn, maar meer van dat het mooie bloemen zijn. Het blijven mooie planten.











Ömer Anaz




Van ei tot kuiken



Op de Fazantenweg 61 is het van half zes ’s ochtends tot het donker wordt, een drukte van jewelste. Op dit adres bevindt zich namelijk een kippen- en eendenparadijsje. In deze tijd van het jaar staan de bomen volop in bloei en lopen de eenden en kippen gezellig in de zon. Het is heerlijk groen en het water ziet het er schoon uit, maar dat is niet alles. Er zijn twee eendenkoppels die graag kleine eendjes zouden willen.
 





De desbetreffende paren zijn: de Buffelkopeenden



en de Brilduikers.


 

 Al snel lopen de vrouwtjes rond met een dik kontje, wat betekend dat ze op het punt staan om eieren te leggen. Dit doen ze voor alle veiligheid in de speciaal gemaakte hokjes zodat hun natuurlijke vijanden, zoals een kraai of onze hond,  'Lady', hun kostbare eitjes niet komen opeten.

Alles gaat goed en al snel zijn er tien eitjes van de Brilduikers en zes eitjes van de Buffelkopeenden gelegd.

Ons hele gezin is laaiend enthousiast om zoveel eitjes, want het is altijd zo gezellig als er van die kleine donsballetjes rondzwemmen in de vijver. Helaas gaat het niet zoals wij verwacht hadden. Beide vrouwtjes besluiten dat ze geen zin hebben om die volle dertig dagen te gaan zitten broeden op hun eitjes en nadat de laatste eitjes gelegd zijn, zwemmen ze weer gezellig met hun man in de vijver. Mijn vader laat dit niet op zich zitten en koopt diezelfde dag nog een luxe broedmachine zodat de kleine kuikentjes to be, nog een kans hebben om grote sterke eenden te worden.

De volgende dag wordt de broedmachine geleverd en de eitjes worden er meteen ingelegd. Het is wel even wennen voor ze. In plaats van onder hun zachte mama te liggen, zijn ze nu weggelegd op een lopende band, maar het is in ieder geval lekker warm. Deze tussenkomst van de mens en verandering van hun leefmilieu is in dit geval positief. Op deze manier kunnen de embryo’s zich goed ontwikkelen.

Nu is het wachten geblazen, maar na dertig dagen verschijnt dan ook het eerste barstje in een Buffelkopeitje. Het duurt een hele dag maar het eerste kuikentje is geboren! De rest van de kuikentjes komen een voor een uit hun eitjes en uiteindelijk hebben we vier jonge Brilduikers en drie Buffelkopeendjes. De kleintjes verhuizen vanuit de broedmachine naar een warmtehok om sterk te worden. Ze krijgen iedere dag speciaal krachtvoer met eiwitrijke stoffen en de juiste mineralen, zo is de kans dat ze overleven het grootst en door het stevige hok dat in de kantine in de kas staat, zijn ze goed beschermt tegen kraaien en een jaloers hondje dat er niet tegen kan dat haar baasjes ineens ook knuffelen met andere dieren dan zij. Helaas mag het voor sommige diertjes niet baten. Inmiddels zijn er helaas twee Buffelkopeendjes en één Brilduikertje overleden. De vier overgebleven eendjes maken het goed en zijn hard op weg om samen met hun biologische ouders in de eendenvijver te zwemmen.

Hieronder staat nog een filmpje van het hele proces. Van de eitjes tot de eerste zwemles van de kuikentjes.





- Myrthe