donderdag 7 juni 2012

Van dril tot kikker


Een aantal weken geleden stond de buurvrouw aan de deur met de vraag of wij kikkerdril wilden. Het leek me hartstikke leuk om te zien hoe kikkers zich ontwikkelen. Kikkers zijn een van de weinige organismen die een totale metamorfose ondergaan. Ze ontwikkelen zich van kikkerdril in een visje en later in een kikker. Een ander woord voor metamorfose is gedaanteverandering. Nog geen half uur later stond ik met een grote ronde vaas voor de deur. De buurvrouw en ik hadden de vaas gevuld met vijverwater en hadden er wat grote stenen en waterplanten in gedaan. Ze hoefden pas eten als het visjes waren. Een paar dagen later was het zo ver, de eerste kikkervisjes waren een feit.


Ze zwommen vrolijk rond in het water. De buurvrouw kwam het eten brengen: voer voor steuren. Blijkbaar eten kikkervisjes dat ook. Ze vertelde dat de kikkervisjes maar 4 korreltjes op een dag nodig hadden. De visjes ontwikkelden zich snel, ze werden als maar dikker, het werden echte dikkopjes. De een groeide wat sneller dan de ander. Op een gegeven moment kregen de eerste kikkervisjes al achterpootjes terwijl de rest nog moest groeien. Jammer genoeg hebben niet alle kikkertjes het overleefd. Ze kregen longen en moesten naar de vijver toe, waar ze ook op het land kunnen leven. Toen de eersten overleden waren heb ik de andere kikkervisjes terug de vijver in gedaan.

Ieder organisme heeft een voorkeur voor een bepaald ecosysteem. Een ecosysteem is een natuurlijk begrenst gebied in een bioom. Een bioom is een gebied waarin het klimaat bepalend is voor de soorten organismen die er kunnen leven. Voorbeelden van ecosystemen zijn bossen, polders en meren. Kikkers kunnen zich goed aanpassen aan verschillende ecosystemen. Vrijwel alle kikkers leven in vochtige omstandigheden, maar betreden alleen het water om zich voort te planten. Verder gaan ze alleen het water in als er gevaar dreigt, zo ontsnappen ze aan vijanden. Hier in Nederland leven kikkers in vijvers en polders.  Kikkers leven niet alleen als soort bij elkaar, ze hebben andere organismen nodig om te kunnen overleven. Ze vormen samen met andere organismen die in hetzelfde gebied wonen een levensgemeenschap. Een levensgemeenschap zijn alle organismen die in een ecosysteem voorkomen. Niet alleen kikkers hebben andere organismen nodig, anderen organismen hebben kikkers ook nodig. Dit kan je zien aan de voedselketen (een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort).


1e trofische niveau
2e trofische niveau
3e trofische niveau
4e trofische niveau

Bladeren


Slak


Kikker


Blauwe Reiger




Organismen van het 1e trofische niveau zijn autotrofe organismen, dat betekend dat zij zelf kunnen zorgen voor hun voedsel. Planten en sommige bacteriƫn zijn autotroof. Dat wil zeggen dat ze alle organische stoffen die ze nodig hebben zelf produceren. Autotrofe organismen komen alleen in het 1e trofische niveau voor, zij zijn niet afhankelijk van andere organismen voor hun voedsel. De organismen in de andere trofische niveaus zijn heterotroof: ze hebben anderen organismen nodig om organisch materiaal te krijgen. In de voedselketen van een kikker eet een slak blaadjes, een kikker eet de slak en een blauwe reiger eet kikkers.

Ik vond het heel leuk om te zien hoe de visjes elke dag veranderden. 

Dimitra Visvikis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten